Is het de politieagent die al op de eerste pagina vragen begint te stellen? Zijn het de mooie, zeer literaire zinnen? Zijn het de bijzondere gedachten van het evenzo bijzondere hoofdpersonage Krille? Iets in Jan, mijn vriend zorgt ervoor dat je het boek onmogelijk weg kunt leggen. Deze intrigerende klassieker van de Zweedse schrijver Peter Pohl is soms misschien wat ouderwets, maar veel vaker gewoon erg mooi.
Het verhaal speelt zich af in de jaren ’50. Krille, een elfjarige jongen ‘uit betere kringen’, speelt graag met de jongens van de straat. Alles wordt anders wanneer Jan zich bij het vriendengroepje voegt. Meteen is Krille in de ban van deze sierlijke en mysterieuze jongen. Hij bewondert hem heel erg, maar hij heeft ook zoveel vragen. Waar woont hij? Waarom verdwijnt hij soms weken achter elkaar? En wie is Jan eigenlijk? Ondanks al deze vragen beginnen de twee jongens een bijzondere vriendschap en Krille gaat steeds meer om zijn nieuwe vriend geven.
Het queer-element in dit boek is een belangrijk onderdeel van het plot, dus daar kan – zonder spoilers te geven – niet al te veel over gezegd worden. Maar de tags bovenaan dit stuk laten in ieder geval zien dat het om meer dan alleen gender of de liefde tussen twee jongens gaat. Op een mooie manier werkt Pohl dit uit in zijn verhaal. De schrijver heeft een zeer literaire stijl en dat merk je op bijna elke pagina. Daar moet je wel echt van houden en het lezen is daardoor niet altijd even eenvoudig. Toch is het zeker een poging waard, want op sommige momenten leest deze literaire klassieker als een spannende detective.